Van 1930 tot 1947 woont hij in een boerderij/bakkerij/kruidenierszaak te Kootwijkerbroek. Daar beoefende hij ook de ruitersport. Zijn vader had in Oosterbeek al een vergunning om daar een manege annex theetuin te beginnen. Door plotseling overlijden van vader en zijn vertrek op 16 september 1949 als dienstplichtig militair naar Nederlands-Indië ging dit alles niet door. Na zijn terugkeer op 7 maart 1951 wordt hij buschauffeur bij de Veluwse Autobus Dienst (VAD) te Apeldoorn. Hij stopt hiermee in augustus 1976 om gezondheidsredenen (kransslagader). In 1985 wordt hij in het Amsterdamse AMC met goed gevolg geopereerd.