Johan voelde er niets voor om in de weverij te werken. Hij had een kruidenierswinkel aan de Morsweg, welke hij later over deed aan zijn neef Johannes Trouwee (PG-nr. 664).
Een van zijn vrienden was leerling goudsmid en had daardoor van die mooie kleine zaagjes op zak. Dat sprak hem erg aan. Johan begon als leerling bij 'Van Rossum en Deuchatel' in de Breestraat. Hij is toen een heel goede goudsmid/juwelier geworden. Hij kreeg in 1912 een baan in Den Haag aangeboden en ging daar wonen in de Hobbemastraat waar hij later een eigen zaak had. Later had hij een zaak in de Van Ostadestraat. Na de oorlog had hij een winkel annex woonhuis in de Mient. Zijn zoon is bij hem in de zaak gekomen.