Aantekeningen


Stamboom:  

Treffers 12,551 tm 12,576 van 14,389

      1 2 3 4 5 ... 554» Volgende»

 #   Aantekeningen   Verbonden met 
12551 Willem woonde Oosteinde P 16 en Dirkje op Oosteinde P 2 te Moordrecht. Gezin (F239)
 
12552 Willem woonde op het laatst bij zoon Kors in Moordrecht, daar is hij ook overleden. Pater, Willem (I497)
 
12553 Willem woont in het huis van zijn ouders, dat volgens een notariële akte uit 1929, "de Grashoek" genoemd wordt. Pater, Willem (I213)
 
12554 Willem zou waarschijnlijk nog schoolschriften bezitten van zijn grootvader Aart uit de schooltijd te Stroe. Pater, Willem (I757)
 
12555 Willemijntje is na een liefdevolle verzorging op "De Halderhof" te Ede overleden. Pater, Willemijntje (I1334)
 
12556 Willemijntje kwam van de Grote Voort. van der Voort, Willemijntje (I303)
 
12557 Willemina van Voorthuijsen (Willemsen) is bij haar huwelijk weduwe van Willem van Daselaar (Claasz) die boer was van de hofstede "Klein Davelaar", tegenwoordig boerderij "De Beek", onder Woudenberg. Door zijn huwelijk met haar kwam Kornelis in het bezit van de boerderij met 12 morgen land die hij zelf bewerkte. Verder kocht hij in 1775 nog 1 morgen van 't erf "Klein Lambalgen", dat aan "KLein Davelaar" grensde. In het boek "Oud Schildgeld Woudenberg en Geerestein 1536-1775" door Ir. WHM Nieuwenhuis, staat precies beschreven in welke handen "Klein Davelaar" in die jaren is geweest.
In de archieven van de Hervormde Gemeente Scherpenzeel (akte 214) met als datum 03-03-1783 staat in ieder geval het volgende over Cornelis en zijn boerderij "Klein Davelaar":
Dominee Potter uit Scherpenzeel stuurde de gerechtsbode van Woudenberg er op uit om "garfkoren", een soort kerkelijke belasting, te innen van o.a. Cornelis Pater van "Klein Davelaar". Deze antwoorde "dat hem dat al meer was geseijdt" en de gerechtbode keerde overrichte zaken terug. Op 23-08-1794 probeert men het weer en weer weigert hij. Wellicht moeten de koster en de predikant voortaan afzien van de garfkoren van "Klein Davelaar". (zie blz. 195 van Gesch. Grote Kerk Scherpenzeel door HM van Woudenberg). Maar waarom moesten boeren die in Woudenberg woonden, garfkoren afstaan aan een predikant van Scherpenzeel? Om een heel eenvoudige reden. De mensen van boerderijen die onder Woudenberg vielen, maar dichter bij Scherpenzeel woonden gingen meestal naar de Kerk in Scherpenzeel en vielen daardoor kerkelijk onder Scherpenzeel en moesten aan deze kerkelijke gemeente hun garfkoren afdragen. Veel van deze boeren, o.a Kornelis, redeneerde tegenover de kerkelijke gemeente van Scherpenzeel als volgt: "Wij wonen in de gemeente Woudenberg en moeten daarom in die gemeente garfkoren betalen." Tegenover de kerkelijke gemeente van Woudenberg redeneerde men als volgt: "Wij kerken in Scherpenzeel en betalen daarom niet aan jullie." Zo probeerde verscheidene boeren onder deze kerkelijke belasting uit te komen.
Een Memorie van Successie kantoor Amersfoort dd.18-10-1830 (RA Utrecht) verklaart Klaas van Voorthuizen (Willemse) (neef en pleegzoon van Willemina), bouwman, uit Woudenberg dat op den achtienden October achtienhonderddertig in de gemeente van Woudenberg is overleden Cornelis Pater, ook wel genoemd Cornelis Gijsbertse Pater. Cornelis had een testament op laten maken op 26 mei 1830 ten overstaan van Notaris Wulphert van Ginkel te Veenendaal, dat tot enige en algehele erfgenaam heeft benoemd zijn stiefzoon Klaas Willemsen van Voorthuizen, bouwman onder Woudenberg aan de Brinkkant. Verder verklaart hij dat: Cornelis Pater is gehuwd geweest met wijlen Willemina Willemse, reeds voor verscheidene jaren overleden, eerder weduwe van Willem Claassen, met Dit testament is herroepen bij een testament in dato 2e augs 1816 ventienhonderd vijfen zeventig voor het geregt van Woudenberg .....enz. Opmerkelijk is verder dat we twee eerdere testamenten hebben gevonden in het rijksarchief van Utrecht Not. Arch. Amersfoort AT 056 a 008 dd. 28061816 nr. 88. en zelfde nummer dd. 02081816 nr. 107, beiden verleden door notaris Hubertus Aloijsius Vliecks. In het eerste wordt hij Cornelis Willemse Pater genoemt en in het tweede Cornelis Gijsbertsen Pater. Hier volgen de verschillen van deze twee testamenten:
In de marge van de eerste:
Dit testament is herroepen bij een testament in dato 2e augs 1816 gepasseerd.
In de marge van het tweede testament:
#duidelijk is gebleken- renvoy goedgekeurd benevens de doorhaling van vijf en twintig in de loop dezer akte. De notaris heeft kennelijk wat zitten slapen daar hij twee maal achter elkaar opschreef dat Cornelis:
zijnde gezond van lichaam, zijn verstand, memorie, oordeel en zinnen volkomen machtig zoals aan de zelve notaris en getuigen duidelijk is gebleken.
In de eerste akte maakt en bespreekt hij bij wijze van bijzonder legaat aan zijn zuster Geertje Willemse Pater, huisvrouw van Aart Reijerse...
In de tweede akte aan Geertje Gijsbertsen Pater, huisvrouw van Aart Reijersen.... of aan kinderen in moeders plaats een bedrag van tweehonderd gulden.
In de eerste akte: insgelijks aan de gezamentlijke kinderen van mijn overleden broer Jan Willemse Pater thans in de gemeente van Leusden woonachtig de som van twee honderd guldens.
In de tweede akte wordt gesproken van de kinderen van Jan Gijsbertsen Pater De zelfde verwisseling zijn we ook bij Gijsbert van Ginkel, zoon van Breunis van Ginkel en van wijle zijn zuster Jannetje Willemse Pater met Jannetje Gijsbertsen Pater. In beide testamenten bepaald hij dat de legaten binnen een jaar na zijn overlijden in contanten zullen moeten worden uitbetaald door de universele erfgenamen welke hij met naam noemt, nl. Klaas Willemse van Voorthuyzen, zoon van Willem van Voorthuysen en van mijne huisvrouw (in eerste akte) mijn actuele huisvrouw (in tweede akte), dan wel zijn kinderen. Getuigen bij het eerste testament waren op 28 juni 1816 om half tien 's morgens: Wouterus van Ommen, schoenmaker; Dirk van de Roemer fabrikeur in marscilles; IJsbrand Westerveld, slijter in sterke dranken en Lambertus Herbers, garentwijnder, alle vier meerderjarig en wonenden binnen deze stad Amersfoort. Cornelis verklaarde bij beiden dat hij niet kon schrijven en tekenen.
Getuigen bij het tweede testament waren op twee augustus 1816 om negen uur 's morgens: Jan Augustinus, fabrikeur in marscilles; Lambertus Herbers, garentwijnder; Philip Bauer, vleeschhouwer en Jan Smit, winkelier. De reden van het tweede testament zou kunnen zijn dat men zich vergiste met de naamgeving. Deze was nog niet zo actueel. Immers men begon dat omstreeks 1812 in te voeren. Als je dan je vader ook overal Gijsbert Willemse hoort noemen dan ben je geneigt deze naam over te nemen als familienaam. Echter dit was nog een patroniem. Zelf was hij al 74 jaar en mogelijk nooit of weinig de familienaam Pater gebruikt. Nu moet er opeens een testament komen. Die moet dan juridis in orde zijn. Mogelijk werd zo tijdig de fout opgemerkt dat Pater niet een toevoeging was op de mogelijk als familienaam gebruikte patroniem. 
Gezin (F47)
 
12558 Willempje is dan weduwe van Teunis van de Langhemeen. Gezin (F601)
 
12559 Willemstraat 122 van den Beekvierel, Carolina Catharina (I2602)
 
12560 Willemstraat 24 de Genzer, Hendrika Gerdina (I3493)
 
12561 William van Santen emigreert op 24-04-1954 vanuit Roterdam met ss "Seven Seas" naar Quebec in Canada. Na de 9-daagse bootreis volgt een treinreis van 4 dagen en 4 nachten naar Lethbridge. Als farm-hand (boerenknecht) helpt hij onder andere bij het zaaien van het koren. Via Hendrik van de Berg, een oom van zijn vrouw, komt hij in Pincher Creek, om in 1960 in Fort Macleod terecht te komen. van Santen, Willem (I828)
 
12562 Willy woonde de laatste jaren van haar leven in Woonzorgcentrum 'De Ebbingepoort' te Groningen. de Boer, Willemtje (I1281)
 
12563 Tenminste nog één levende persoon is verbonden aan deze aantekening - detailgegevens worden niet weergegeven. van der Schaft, Wilhelmina Margreet (I8775)
 
12564 Tenminste nog één levende persoon is verbonden aan deze aantekening - detailgegevens worden niet weergegeven. Hoetmer, Willem (I158)
 
12565 Tenminste nog één levende persoon is verbonden aan deze aantekening - detailgegevens worden niet weergegeven. Gezin (F938)
 
12566 Tenminste nog één levende persoon is verbonden aan deze aantekening - detailgegevens worden niet weergegeven. Markus, Johannes Willem Marcelis (I12288)
 
12567 Tenminste nog één levende persoon is verbonden aan deze aantekening - detailgegevens worden niet weergegeven. Pater, Willem (I2624)
 
12568 Tenminste nog één levende persoon is verbonden aan deze aantekening - detailgegevens worden niet weergegeven. Gezin (F545)
 
12569 Tenminste nog één levende persoon is verbonden aan deze aantekening - detailgegevens worden niet weergegeven. van den Dool, W.V.S.O. (I4392)
 
12570 Tenminste nog één levende persoon is verbonden aan deze aantekening - detailgegevens worden niet weergegeven. Pater, Hendrika Evertine (I699)
 
12571 Winschoten:
16-11-1927 HelpWsingel 57a Groningen.
26-10-1949 Valkenboslaan 106 Den Haag.
06-10-1952 Hogeweg 25 hs Amsterdam
07-05-1953 Petrus Campersingel 171a Goningen 
Pater, Anna (I309)
 
12572 Wintersteeg, Leiden van Hoeken, Johanna Catharina (I18000)
 
12573 Wiser Lk Cemetery Anderson, Evelyn June (I3908)
 
12574 Tenminste nog één levende persoon is verbonden aan deze aantekening - detailgegevens worden niet weergegeven. Kreuger, Wanda (I6755)
 
12575 Tenminste nog één levende persoon is verbonden aan deze aantekening - detailgegevens worden niet weergegeven. Gijsberts, Belighie (I18467)
 
12576 Wöbbelin was een z.g. buitenkamp van het hoofdconcentratiekamp Neuengamme bij Hamburg en lag er ten oosten van. De barakken van het kamp kenden geen vloer, geen vensterglas, geen bedden en geen verlichting. Er was alleen smerig zand waarin het ongedierte rondkroop. In het kamp was maar één enkele handpomp voor water voor al de gevangenen beschikbaar. Eenmaal per dag was er soep en 1 kg. brood voor 10 personen. Dagelijks stierven er tussen de 70 en 100 personen, die in een massagraf werden begraven.

Generaal James M. Gavin schrijft in "Op naar Berlijn" uitg.Nieuwe Wieken/Omega 1980: Als commandant van de Amerikaanse 82ste Luchtlandingsdivisie inspecteerde ik het kamp, even buiten het bekoorlijke dorp Ludwigslust in Mecklenburg. Het dorp had een eigen paleis, waarin ik mijn stafkwartier vestigde. Ik was geschokt toen de burgemeester, zijn vrouw en zijn dochter zelfmoord pleegden. Het viel moeilijk te begrijpen, nu de oorlog toch was afgelopen. Twee dagen later ontdekten we de reden. Het nabije concentratiekamp Wöbbelin was in alle haast aangelegd om de duizenden politieke gevangenen onder te brengen die naar het westen werden afgevoerd, voor de onverbiddelijk oprukkende Russische legers uit. Anders dan Auschwitz en Buchenwald had het kamp geen gaskamers of soortgelijke vernietigingsinstallaties. Maar het bedacht zijn eigen verschrikkingen.
Ik wist inmiddels dat elk Duits plaatsje beschikte over zijn eigen noodvoorraden, zoals meel, graan en ingeblikt vlees, alles achter slot en grendel, onder beheer van de burgemeester.
Ludwigslust vormde geen uitzondering.
Maar de burgemeester liet de gevangenen van Wöbbelin blijkbaar liever omkomen van honger dan zijn voedselvoorraden met hen te delen.
Het kamp telde zo'n vierduizend gevangenen van alle leeftijden, van wie bijna een kwart was gestorven door voedselgebrek in de laatste weken van de oorlog. Honderden lijken lagen op het terrein en in de met asfaltpapier gedekte barakken.
In een hoek van het kamp lag een verlaten steengroeve waarin de dagelijkse stapels lijken werden geschoven. Levende skeletten lagen door het kamp verspreid, de doden alleen van de levenden te onderscheiden door de blauwzwarte kleur van hun huid in tegenstelling tot de groenachtige, strak over de botten gespannen huid van de levenden.

...........De doden werden begraven in een park voor het paleis. We dwongen de notabelen de graven te delven en de lijken erin te leggen. De hel bevolking van het plaatsje werd verplicht de begrafenisplechtigheid bij te wonen 
Pater, Willem (I482)
 

      1 2 3 4 5 ... 554» Volgende»